U bent hier
Jeneverstokerij Stellingwerff-Theunissen, nu Jenevermuseum
Jeneverstokerij Stellingwerff-Theunissen, nu Jenevermuseum










Hasselt was ooit dé jeneverstad bij uitstek in België.
Na de oorlog was de traditionele jenever als sterke drank echter verdrongen door whisky en gin, en hadden de meeste stokerijen de kraan toegedraaid. In het centrum van de stad, palend aan het begijnhof en langsheen de Demer - waar de meeste stokerijen zich vroeger situeerden - lag echter nog één pand dat op een opmerkelijke wijze van die geschiedenis kon getuigen, de voormalige stokerij “Theunissen”.
Deze uitzonderlijke industrieel-archeologische site was sedert 1803 onafgebroken een typische landbouwstokerij zoals die vanaf de tweede helft 18de eeuw in België voorkwam. Naast het woonhuis waren de verschillende specifieke bedrijfsruimten bewaard, zoals een mouttoren, kiemzolder, stokerij, schuur, ossenstallen en een likeurfabriek aanwezig.
De stokerij werd waarschijnlijk opgericht door J.A.S. Bamps. Deze kocht in 1803 een op deze plaats gelegen hoeve van de Franciscanessen-Penitenten. Die was door de Franse bezetter verbeurd verklaard en verkocht als ‘nationaal goed'.. Bamps installeerde hierin vóór 1807 een brandewijnstokerij. Boerderij en stokerij werden in dat jaar verkocht aan Leo Vaesen die ze tot zijn dood (1822) uitbaatte. Nadien kwam het complex door erfenis in handen van de familie Stellingwerff, die rond 1850 het complex moderniseerde (o.m. door bouw van de mouteest) en de voorgevel zijn huidig neoclassicistisch uitzicht gaf. In 1890 kocht Jozef Theunissen het complex. Theunissen bouwde werkmanswoningen en verruimde zijn productiemogelijkheden met een likeurfabriek. De familie baatte de stokerij uit tot 1938. In 1939 wordt de stokerij verhuurd aan stoker Vannitsen.
De laatste graanalkohol werd er omstreeks 1940 gestookt, doch tot in het midden der jaren 1960 werden er op beperkte schaal likeuren geproduceerd. De opbouw van het complex gaat in essentie nog steeds terug op het grondplan der vroegere gesloten hoeve, en wijkt weinig af van de vorm die voorkomt op het Franse kadaster en op het primitief kadasterplan van 1844.
Bedreigd... gered
In 1973 werd bekend dat de stokerij zou afgebroken worden en vervangen door een appartementsgebouw. In dat jaar startten de eerste campagnes om de stokerij te redden. Dit zou leiden tot oprichting van de vzw Tamera Stichting (volgens de in het Staatsblad gepubliceerde statuten opgericht op 1 april 1974), met als doelstelling "de bescherming van het patrimonium in het kader van een menselijk milieubeleid, en dit op de breedst mogelijke schaal". De oprichters waren: Francis Brillouet, Chris Celis, Louis Coolen, Jan De Maeyer, Hans Denijs, Adriaan Linters en Prosper Vandebroek.
De redding van de stokerij kreeg prioriteit en de vereniging vroeg daarom de bescherming als monument aan.
Het was immers het laatste volledige voorbeeld van een traditionele jeneverstokerij in dé jeneverstad Hasselt.
Daartegen rees onmiddellijk verzet.
Wie haalde zich immers in het hoofd om een oud en vervallen pand, dat z.g. geen architecturale waarde had, voor bescherming voor te dragen. Vooral omdat er heel wat politieke en andere belangen achter de slopingsplannen bleken te schuilen. “Industriële archeologie” was toen immers nog een onbekende term, het industrieel erfgoed werd nog helemaal niet gewaardeerd. De actievoerders werden “stadsgevaarlijk” verklaard, maar volhardden - zeker in het Monumentenjaar 1975 (Europees Jaar van het Bouwkundig Erfgoed) - met petities en allerhande ludieke activiteiten, tot en met een verzoekschrift aan Zijne Majesteit Koning Boudewijn.
De bescherming werd een feit op 21 augustus 1975. Midden in het Europees Jaar van het Bouwkundig Erfgoed tekende de koning het KB (dat moest toen nog op basis van de oude wet van 1931) waarmee de stokerij tot grote consternatie tot ‘monument’ werd verklaard.
Daarmee werd de stokerij ook het eerste gebouw in Vlaanderen dat omwille van zijn industrieel-archeologische waarde beschermd werd.
Bij besluit van 12 juli 2005 werd de bescherming uitgebreid tot de technische installatie: de ketels, distillatiekolommen, stoommachine, maalstoel,...
Na de bescherming in 1975 had het complex sterk te lijden onder allerhande vandalisme en van de weersinvloeden. Dakpannen, balken e.d. werden ontvreemd, opzettelijke vernielingen aangebracht en tweemaal werd een brandstichting geconstateerd. De pannen van de achterbouw werden gestolen en één van de moerbalken zelfs verzaagd tot het formaat van een schouwmantel. In het Jaarverslag van Tamera Stichting vzw over 1974 lezen we o.m. dat de vereniging een juridische klacht neerlegde tegen de onwettige aankondigingvan een bouwaanvraag dd. 17.06 (waarbij gemeld werd dat de bezwaarschriften voor einde mei moesten ingediend zijn) en tegen onbekende vandalen die heel wat schade aanrichtten in de stokerij...
Intussen bleven de actievoerders de ketels op temperatuur houden, en groeide de Tamera Stichting vzw uit tot een organisatie die zich inzette voor het behoud van een kwalitatieve stadsomgeving. Daarbij werd zelfs een eigen stadskrant uitgegeven, de “Nieuwsgierige Hasselaar”.
Museum
Toen het pand in 1979 openbaar te koop aangeboden werd, kon het stadsbestuur nog moeilijk anders dan over te gaan tot verwerving ervan. Dit werd ook mogelijk doordat er intussen een nieuw schepencollege was met de figuur van Wim Van Lishout (die o.m. de bevoegdheden cultuur, toerisme en middenstand combineerde), terwijl intussen ook de in 1974 opgerichte Confrérie van de Hasseltse Jenever zich achter de idee geschaard had. In 1980 werd de vzw Vrienden van het Nationaal Jenevermuseum opgericht, onder voorzitterschap van aromafabrikant Maurice Lecocq (1917-2006).
De intussen nodige grondige restauratie startte in het voorjaar 1983. Omdat de technische installatie omstreeks 1950 verwijderd werd kocht men een 19de-eeuwse stookinstallatie aan, afkomstig uit de voormalige stokerij Servais in Géromont (Malmédy). Een stoommachine en een graanmolen vervolledigen de installatie. De stoommachine, vervaardigd door de firma Van Coppenolle in Berchem-Oudenaarde komt van de stoommelkerij Sint- Salvator in Booischot, de molenstoel van de landbouwstokerij Guilliams in Jeuk en de graanmolen uit de vuurmolen van Overrepen.
In juli 1987 werd de restauratie voltooid zodat op 16 september van datzelfde jaar het Nationaal Jenevermuseum zijn deuren kon openen.
In 2005, toen de vzw Vrienden van het Nationaal Jenevermuseum vijfentwintig jaar bestonden, kregen werden de vervelende actievoerders van de jaren 1970 (waarvan er inmiddels twee overleden waren) op het podium geroepen, en kregen ze vanwege het stadsbestuur een bronzen medaille opgespeld, omwille van “diensten een de gemeenschap”.
Na een grondigeaanpassing werd het museum feestelijk heropend op 19-20 september 2014.
Vandaag betreurt niemand nog dat veertig jaar geleden een aantal jongeren tegen de stroom in roeiden een een erfgoedidee bleven verdedigen.
- website Jenevermuseum Hasselt
- Wikipedia
- Davy Jacobs, Ann Vandeput en Eric Van Schoonberghe: Nationaal Jenevermuseum, in Openbaar Kunstbezit, 2006 nr 1
- Mededelingenblad van de Tamera-stichting vzw , oktober 1974, met een overzicht van de acties in 1974 (gedigitaliseerd door VVIA)
- Inventaris van het bouwkundig erfgoed
- Tweemaal hoera voor het Jenevermuseum in Hasselt (op de website van het Agentschap Onroerend Erfgoed)