Wat is/bestudeert de 'industriële archeologie'

in redactie - nog geen definitieve tekst

De term 'industrial archaeology' werd omstreeks 1950 gelanceerd door Prof. Dudley, hoogleraar aan de universiteit van Birmingham. Hij ging uit van de methodologische betekenis die in de Angelsaksische wereld gegeven wordt aan "archeologie": de studie van "een" materiële cultuur van "een" voorbije periode. Men kan dus aan archeologie doen voor tijden die ver van ons verwijderd zijn (b.v. prehistorische of Grieks-Romeinse archeologie), maar men kan de archeologische methode ook toepassen op dingen die nog maar "pas" voorbij zijn. De archeoloog onderzoekt de sporen die materieel overblijven en gaat na hoe zij ons informeren over het leven en de organisatie van een maatschappij, sociale groepen, enz... Aan de Angelsaksische betekenis van de term "archeologie" werd het meest kenmerkende van de recentste periode gekoppeld: de ontwikkeling van de industrie. Aldus werd de voor velen vreemde naam "industrial archaeology" samengesmeed.
De term verspreidde zich snel over de meeste West- en Oosteuropese landen, de USA en Canada, Australië en Japan,... Toen in 1978 een internationale vereniging voor het behoud van het industrieel erfgoed opgericht werd (TICCIH = The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage) waren daarbij 18 landen betrokken. Thans zijn 32 landen in dit comité vertegenwoordigd.