West-Vlaamse groenverbindingen op oude spoorlijnen

woensdag, 13 april 2016
VVIA afd West-Vlaanderen
In de Steigers, 2015, nr 5, Groene assen en spoorwegerfgoed in West-VlaanderenIn de Steigers, 2015, nr 5, Groene assen en spoorwegerfgoed in West-VlaanderenIn de Steigers, 2015, nr 5, Groene assen en spoorwegerfgoed in West-VlaanderenIn de Steigers, 2015, nr 5, Groene assen en spoorwegerfgoed in West-Vlaanderen

De Provincie West-Vlaanderen beheert een 25-tal groendomeinen. Negen daarvan zijn zogenaamde 'groene assen': oude spoorweglijnen buiten gebruik die ingericht zijn of worden als zachte verbindingen, in de eerste plaats voor fietsers. Alles samen gaat het om ruim 100 kilometer verspreid over de hele provincie.
Het recentste nummer van het provinciale erfgoedmagazine In de Steigers gaat volledig over de West-Vlaamse groene assen en hun erfgoed.

In een eerste bijdrage schetst Marc Ryckaert kort de algemene ontwikkeling van het spoorwegnetwerk in West-Vlaanderen. Dit is vooral afgestemd op de groene assen, en met een nadruk op de reeds gerealiseerde lijnen 62 (Zandvoorde-Oostende naar Torhout) en 74 (de z.g. Frontzate tussen Nieuwpoort en Diksmuide). Dat levert natuurlijk een aantal beperkingen op voor wat de algemene spoorweggeschiedenis van de provincie betreft, maar leidt wel tot een vlot leesbaar artikel. De eerste spoorlijn in West-Vlaanderen was de verbinding tussen Gent en Brugge (geopend 12 augustus 1838) en doorgetrokken tot Oostende (28 augustus), gevolgd door de verbinding Gent-Kortrijk (22 september 1839). Het waren lijnen die tot stand kwamen als gevolg van spoorwegwetten van 1834 en 1837 en die gebouwd werden door de Belgische Staat. Voor wat de lijn naar Kortrijk betreft vermeldt Marc Ryckaert jammer genoeg niet dat deze, eens ze doorgetrokken werd naar Rijsel, de eerste grensoverschrijdende spoorlijn in Europa was.
Nadien werd West-Vlaanderen, het vlakke land waar het aanleggen van spoorwegen met weinig technische moeilijkheden gepaard ging, doorkruist door private maatschappijen, waarvan de eerste door Engelsen gecontroleerd werden.  Op het 'terugkopen' van deze private lijnen door de Belgische Staat wordt maar vluchtig ingegaan - hoewel het een boeiend financieel- economisch, politiek en ook technisch verhaal was. Daarentegen wordt wel duidelijk gemaakt welk het belang van de spoorlijnen was voor het goederenvervoer (o.m. het vlas) en bij de ontwikkeling van het kusttoerisme. Uiteraard komt de rol van de spoorwegen tijdens de eerste en ook de tweede wereldoorlog ter sprake, de ontwikkeling van de buurtspoorwegen, de nieuwe functies van de lijnen en de toekomstige ontwikkelingen. Wat we echter missen is de discussie over de afschaffing van een reeks grensoverschrijdende spoorlijnen, zoals de oude spoorlijn 73 tussen het Adinkerke en het Duinkerke, de zogenaamde "Jacques Brellijn" Van de ooit dichte grensoverschrijdend netwerk blijft er nu in de provincie maar één lijn meer over, nl. Kortrijk-Rijsel via Moeskroen.

In een tweede bijdrage door Jeroen Cornilly, worden per groene as kort een aantal belangrijke historische feiten op een rijtje gezet. Het is een historisch overzicht van de oude lijnen en hoe ze nu als groene assen functioneren of dat in de toekomst zullen doen.

Een derde bijdrage, eveneens door Jeroen Cornilly, situeert het nu nog aanwezige spoorwegerfgoed langs de groene assen. Dit artikel is grotendeels op een 11-delige inventarisatierapport uit 2012-2013 van de West-Vlaamse Intercommunale (WVI) gebaseerd. De nadruk ligt op de de bouwstenen van de lijnen (bedding, bruggen, kleine erfgoedelementen zoals resten van signalisatie). De stations komen ook aan bod, maar jammer genoeg wordt er niet ingegaan op de bescherming van deze. West-Vlaanderen telt nl een groot aantal beschermde stations terwijl bv het wederopbouwstation van Kortrijk (archit. Pauwels) op dit ogenblik met sloping bedreigd is. Bij dit artikel missen we jammer genoeg de verwijzing naar de tekst van Elaine Stichelbaut, Sporen van spoorwegstations in West-Vlaanderen (in het Vlaams-Nederlandse tijdschrift Erfgoed van Industrie en Techniek, 2011, nr. 2-3; gebaseerd op haar masterthesis 'Interieurs van spoorwegstations in West-Vlaanderen 1838-1914)

De studie van de WVI vormde de aanleiding voor een inspectie door Monumentenwacht van alle bouwkundige relicten langs de groene assen die eigendom van de Provincie zijn. In een laatste artikel, door Patrick Declercq, wordt ingegaan op deze inspectie, met bijzondere aandacht voor een ijzeren spoorwegbrug op de Frontzate.

Al de artikels zijn voorzien van een uitgebreide bibliografie. Maar in deze ontbreken standaardwerken zoals A. De Laveleye, Histoire des Vingt-Cinq Premières Années des Chemins de Fer Belges, waarin overzicht van alle lijnen die op dat ogenblik effectief of geconcedeerd maar nog niet geopend waren (1862, door VVIA in 1985 heruitgegeven en van commentaar voorzien), of standaardwerken als deze van Loisel (Annuaire spécial des chemins de fer belges), Lamalle (Histoire des Chemins de Fer belges) of De Leener (Les chemins de fer en Belgique)

In de Steigers is te verkrijgen in het Provinciaal Informatiecentrum Tolhuis (Jan Van Eyckplein 2 in Brugge)  of via de webshop van de provincie West-Vlaanderen. Losse nummers kosten 2,50 euro.