Kolenwasserij van Beringen Mijn : 21.11.2022: een oplossing in zicht

Adriaan Linters

De  SA Charbonnages de Beeringen werd gesticht op 23 februari 1907 en de eerste industriële gebouwen werden in 1909 opgericht. Dat was het begin van de uitbouw van de exploitatiezetel. In 1989 kwam de laatste steenkool boven.

De kolenwasserij en kolenzeverij werden vanaf 1923 en 1924 uitgebouwd.
In 1923 startte men met de bouw van de kolenwasserij en zij werd in september 1924, twee jaar na de opstart van de mijn zelf, in dienst genomen. Nadien werd de wasserij verschillende malen uitgebreid, met respectievelijk Kolenwasserij 2, Kolenwasserij 3 en Kolenwasserij 4.  Uiteindelijk had het complex een dagcapaciteit van 7.500 ton, in 1962 zelfs 7.700 ton. De verschillende uitbreidingen illustreren niet alleen de groei van de steenkoolmijn, maar ook de geschiedenis en evolutie van de techniek van het kolenwassen en -zeven over bijna een halve eeuw.

schema van een kolenwasserij
(uit: Bert Van Doorslaer: Steenkool in Limburg (St.-Truiden, Prov. Museum Industrieel Erfgoed, 1983)


Een kolenwasserij en -zeverij is het belangrijkste en het meest vitale bovengronds productiegebouw van een steenkoolmijn. Hier worden de steenkolen die uit de ondergrond komen gescheiden van de steen- en andere afval en gesorteerd. Het 'wassen' van de steenkool gebeurt in een bad met een zware vloeistof, waarvan het soortgelijk gewicht gelegen is tussen dat van de stenen en de steenkool. De zuivere steenkool blijft bovendrijven, de stenen zinken naar de bodem waar ze met schraapbakken verwijderd worden. Ook het steenkoolstof, het 'slik' wordt via een 'flottatieproces' gerecupereerd , gefilterd in vacuümfilters, gedroogd in een droogtoren en opgevangen in een centrifugaal-apparaat (de 'cycloon').
De kolenwasserij staat op metalen pijlers ('poten') waar de treinsporen onderdoor lopen, zodat de wagons automatisch gevuld kunnen worden.
Bij de kolenwasserij hoorde ook een gespecialiseerd laboratorium om voortdurend de kwaliteit van de afgeleverde producten te controleren, o.m. de geschiktheid van de steenkolen voor de cokesfabrieken.

Toen de Limburgse mijnen sloten besloot de Vlaamse Overheid om minstens één mijn zo volledig mogelijk te bewaren. Dat werd de mijn van Beringen omdat daar de meeste relevante gebouwen en installaties nog aanwezig waren. De steenkoolmijn van Beringen werd op 22 december 1993 wettelijk beschermd. Het was daarmee de grootste beschermde zone in Vlaanderen en toen ook de grootste bescherming van mijnerfgoed in Europa.
Op 19 december 1994 werd ook de kolenwasserij wettelijk beschermd als monument: "de kolenwasserij en -zeverij inclusief het toebehoren; dit alles met inbegrip van de uitrusting onroerend van aard en/of bestemming [...] o.a. leidingen, verbindingen, passerellen, transportbanden, machines, werktuigen, alle toebehoren inherent aan de werking, zoals mechanische, elektrische, elektro-mechanische, elektronische, hydraulische onderdelen, controle- en regeltoestellen, enz..."
Daarmee werd een uniek complex in principe voor de toekomst veilig gesteld en was Vlaanderen een toonvoorbeeld voor andere mijnregio's in Europa.

De kolenwasserij van Beringen is de grootste getuige van de industriële geschiedenis van ons land en één van de laatste grote kolenwasserijen in West-Europa. In Blegny-Trembleur (Wallonië) is een kleine kolenwasserij deels behouden en hergebruikt als kantoren en museumruimte. In Péronnes-lez-Binche stak het Waalse Gewest 13 miljoen euro in de restauratie van de buitenkant van de gewapend betonnen kolenwasserij uit 1954. Maar beide zijn van een totaal ander type en veel jonger dan in Beringen.
In het Ruhrgebied werd de vergelijkbare kolenwasserij van de mijn Zollverein gebruikt als vestiging van het Ruhr-museum.
Op andere plekken werden enkele delen van een kolenwasserij behouden, maar werden al de installaties verwijderd.
Alleen al daarom is de kolenwasserij van Beringen een monument van Europees formaat.

Omwille van de omvang van het herbestemmingsproject werd gekozen voor een PPS-structuur (Publiek-Private Samenwerking).
Na een aanbesteding werd het project in juni 2009 toegewezen aan de nv be-MINE met als aandeelhouders de Limburgse Investeringsmaatschappij LRM, DMI Vastgoed en Van Roey Vastgoed.
Er werd intussen reeds heel wat gerealiseerd, geïnvesteerd en ook gesubsidieerd.

De kolenwasserij was lang een heet hangijzer. Voor drie van de vier secties was er niet onmiddellijk een bestemming - en de investeerders en ook de overheid schrikten van de kosten die vooropgesteld worden.
Een architectuuronderzoek dat in 2003 uitgevoerd werd concludeerde toen al :

Het valt niet te loochenen dat de restauratie en herbestemming van de kolenwasserij op zich het leeuwendeel van de begroting zullen opeisen.
Niettemin kan deze investering verantwoord worden :
- het zijn de enige gebouwen met een echt industriële architectuur op het terrein. Denk ze weg en wat houdt men over ? Een soort grote abdij met twee schachtbokken ...
- het zijn de enige gebouwen die deel uitmaakten van het eigenlijke productieproces op de mijn. De andere gebouwen functioneerden eerder in de periferie ( sociale, administratieve of logistieke functie ). Vanuit technisch industrieel-archeologisch standpunt is de kolenwasserij dus het belangrijkste deel van de site.
- hoewel de herbestemming geen eenvoudige opdracht zal zijn, blijkt uit berekeningen dat deze niet duurder uitvalt dan een vergelijkbaar nieuw te bouwen volume. Men kan evenwel aannemen dat een dergelijk nieuwbouw-project met stedelijke allure in Beringen geen kans maakt. Het zijn de eigenheid en de meerwaarde van de bestaande gebouwen die er in de eerste plaats voor zullen zorgen dat het project een voldoende aantal gegadigden kan aantrekken.

Maar, dat is jaren geleden, en maar blijkbaar belandden deze conclusies nadien onderaan één of andere kast.
Nadien doken er regelmatig berichten op als zouden er plannen gesmeed worden om de bescherming van de kolenwasserij (gedeeltelijk) op te heffen en (gedeeltelijk) te slopen. Daartegen was protest, zowel van plaatselijke als tal van andere organisaties die dit dominerend gebouw niet willen zien (gedeeltelijk) verdwijnen (zie o.m. linkerkolom)
 

Vanaf 2016 een heet hangijzer

Tijdens de Vlaams-Nederlandse Ontmoetingsdag voor Industriële Archeologie, op 19 november 2016, in de voormalige Nederlands-Limburgse mijngemeente Kerkrade, werd een bespreking aan de kolenwasserij van Beringen gewijd, en werd door de deelnemers unaniem een motie goedgekeurd waarin zij voor behoud pleitten. Deze motie, die aan alle bevoegde diensten en instanties gestuurd werd, kende een ruime weerklank - maar van overheidswege werd er niet op geantwoord...

Op 7 december 2016 stelde Vlaams Volksvertegenwoordiger Bert Moyaers (sp·a) een schriftelijke aan minister Geert Bourgeois ‘Mijnsite Beringen - Bestemming kolenwasserij 3'
Uit het antwoord van Minister Bourgeois leerden we o.m.

"1. De beslissing door de Vlaamse Regering om de gedeeltelijke opheffing van de beschermde site op te starten werd niet gebaseerd op een studie [rood van ons]. Ze werd genomen bij de goedkeuring van de gewijzigde protocolovereenkomst betreffende de meerjarenplanning. Het aanvraagdossier van de eigenaar hiervoor omvatte tevens de raming van stabiliteitswerken, die u in bijlage vindt. Hierin werd de kostprijs aangegeven voor de afbraak van kolenwasserij 1, de conservatie van kolenwasserij 3 en 3, en de restauratie van kolenwasserij 2 en een deel van de losvloer.
2. Zoals u aanhaalt in uw vraag start ik de opheffing van een deel van de bescherming op omwille van de bijzonder hoge kosten voor de instandhouding van de site als geheel. Ik acht het maatschappelijk niet verantwoord om een dergelijk hoog budget te investeren in deze instandhouding"
[...] - het volledige dossier met vraag, antwoord en bijlage kunt U onder bovenstaande verbinding consulteren

We keken even naar de bijlage, en de sloping van kolenwasserij 1 zou 329.550 euro kosten - de kosten voor instandhouding zijn niet gegeven. Als we dat bedrag tellen bij de instandhoudings- en restauratiewerken voor de andere delen en de losvloer dan zouden we aan iets boven de 8 miljoen euro zitten
Opmerkelijk antwoord. We vergelijken even met het Waalse Gewest dat 13 miljoen investeerde in de restauratie van de buitengevel van de betonnen kolenwasserij van Péronnes-lez-Binche. In 2016 subsidieerde de Vlaamse Overheid voor 3 van de 4 restauratiefasen van het Mechelse Predikherenklooster 8.225.687,25 euro. Het volledige prijskaartje voor de vernieuwde Koningin Elisabethzaal in Antwerpen bedroeg 87 miljoen euro.
Alles is natuurlijk relatief...
Maar met industriële gebouwen wordt losser omgesprongen dan met een kerk, een klooster of een kasteel. Daar durft niemand voorstellen om één vleugel ofte 25% te slopen omdat instandhouding te duur zou zijn.

Het valt ons ook op dat we in 2016 nergens een grondige studie konden vinden van de verschillende bouwfasen van de kolenwasserij en hun relevantie.
Eén van onze leden bezorgde ons onderstaand plan, waarop we de inplanting zien van de oudste kolenwasserijen 1, 2 en 3, de droogkolenwasserij en de zifterij.
Jammer genoeg is het document niet gedateerd:

 We kunnen dit plan vergelijken met de samenstellende delen van de kolenwasserij, zoals opgenomen in het beschermingsbesluit

Een actie voor behoud

Vanuit VVIA wilden we het hierbij echter niet laten. Samen met organisaties uit Beringen en de mijnstreek werd actie georganiseerd.
Op 30 juni 2017 diende VVIA een uitgebreid dossier over de kolenwasserij in voor de Europese campagne "The 7 Most Endangered".
Dit is een campagne die Europa Nostra, de Europese koepel van erfgoedorganisaties voert met de ondersteuning van het European Investment Bank Institute (EIBI) en de Council of Europe Development Bank als associate partner, en dat gecofinancierd wordt onder het Creative Europe programme van de Europese Unie.
De kolenwasserij haalde de shortlist, maar jammer genoeg niet de definitieve lijst. De shortlist deed een aantal mensen alvast nadenken over het belang van de kolenxwasserij...

Begin 2018 werd, ondanks alle protest en bezwaren, door de provincie toch een slopingsvergunning goedgekeurd voor de kolenwasserijen 1 en 3. De enige oplossing bestond er in een procedure op te starten voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen, die bij hoogdringendgheid de slopingsvergunning schorstte. Dat was een eerste keerpunt, en maakte duidelijk dat een andere weg door BE-mine zou moeten gevolgd worden. Intussen regende het bezwaarschriften, niet alleen uit het binnenland maar ook van deskundigen en organisaties uit andere landen. Dat maakte indruk. Daardoor stelde Minister Bourgeois de Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck als intedant aan om de toestand en de mogelijkheden te onderzoeken en een concensus te zoeken. Diens conclusie was dat het mogelijk is om de steenkolenwasserijen 1 en 3 te herbestemmen binnen hun beschermd statuut.
Minister Bourgeois besloot derhalve om de bescherming van de kolenwasserijen niet op te heffen en de hete aardappel door te schuiven naar zijn opvolger, Minister Diependaele.

 

Recent op weg naar een oplossing
Die kwam einde december 2019 de site bezoeken en concludeerde na zijn bezoek: ‘Ik volg het advies van de Vlaamse Bouwmeester (...) Vlaanderen heeft tot dusver 20,5 miljoen euro geïnvesteerd, zodat dit een bloeiende trekpleister kan worden. Bij mijn bezoek ter plaatse heb ik kunnen zien dat het groot volume identiteitsbepalend is voor de site. Op voorzet van de Bouwmeester ligt er nu een consensusmodel op tafel. Ik geef Be-Mine de regierol om samen met alle betrokkenen nieuwe opties uit te werken. Tegen de zomer hoop ik hier tot een uitgewerkt voorstel te komen"
In oktober 2020 stelde Minister Diependaele een aanvullend budget van twee mijoen euro ter beschikking voor behoud van de sokkel en het volume van de kolenwasserijen. Daarmee kwam de discussie op een nieuw pad terecht, en werd gezocht  naar alternatieven voor behoud. De Stad Beringen stelde een pluridisciplinaire Kwaliteitskamer samen om de omgang met de kolenasserij, de steenkoolmijn en heel de mijnomgeving te begeleiden. BE-Mine ging ook de discussie aan met de erfgoedverenigingen, o.m. de VVIA, die systematisch inzage kregen in de voorliggende plannen en daarop konden reageren met kritiek en voorstellen. Het werd een boeiend traject waarvan de resultaten tijdens een persconferentie bekend gemaakt werden op 21 november 2022.
We zijn bijzonder tevreden dat we vanuit VVIA een bijdrage konden leveren aan dit proces.

Het voorliggend project, 21.11.2022
 
Zie ook onze andere artikels over de kolenwasserij op deze website

 

Image